Sickesz versus Sickesz (Kwatta)
Om een beeld te krijgen van de Vete tussen de twee chocolade fabrieken moeten we wat meer weten over het hoe en waarom.
In 1910 m.n. 6 januari, wordt de “The American Cocoa & Chocolate Cy. Gebr. Sickesz” te Amsterdam aan de Brouwersgracht opgericht. Deze firma brengt cacaopoeder op de markt in kwaliteiten; Superior, Extra en Prima. respectievelijk één*, twee** en drie***. Voor een prijs van fl. 3,- voor een bus van 1 kg van de 3 sterren Superior kwaliteit tot en met een 1 ons cacao Extra kwaliteit voor de prijs van 18 cent. In de loop van 1911 tot 1920 kwamen er diverse chocolade repen bij in verschillenden smaken.
Deze start kunnen we gewaagd noemen mede gezien dat de cacaomarkt sinds 1907 in een crisis verkeerd en de grondstofprijzen sterk zijn gestegen waardoor veel cacao- en chocoladeverwerkingsbedrijven hun deuren moesten sluiten. Er zijn wel een paar overlevende, waarvan Kwatta er een was. Dankzij de levering van verpakte chocolade repen aan het leger. De repen doen het goed bij de soldaten. In praktisch iedere kazerne zijn in de kantine de “Kwatta” repen te koop. En de daarbij horende spaaractie van de soldaatjes hebben zeker bijgedragen aan de overleving.
In deze periode ontstaat ook de slogan alle ogen zijn gericht op Kwatta. Maar dat had meer te maken met de ontwikkeling gaande op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden die in deze periode zeer mager waren en door de vakbonden werd gestreden om tot gezamenlijk afspraken te komen met werkgevers in de branche. We zien over de periode tot met 1922 dat beide bedrijven doormiddel van diverse campagnes en reclame slogans hun klanten proberen te behouden.
Maar in de hele bedrijfstak heerst een moordende concurrentie en worden er strategieën bedacht om te overleven. Acties zoals het punten sparen voor producten en cadeaus zelfs cash geld kon worden verdiend en ook een prijsverlaging van de producten werden in gezet. Maar het bleef een moeizame strijd. Een andere strategie die werd gekozen en uitgeprobeerd was een samenwerkingsverband tussen de N.V. Stoom Chocolade en Cacaofabriek “Kwatta” te Breda en de Cacao en Chocoladefabrieken Gebr. “Sickesz” te Amsterdam.
Deze werd 1 november 1922 gedoopt als N.V. Verkoopkantoor van Cacaoproducten te Amsterdam, met een zinssnede in de aankondiging, die als advertentie in de landelijke en regionale dagbladen verscheen, dat beide firma’s er nadrukkelijk op wijzen, dat in elk ander opzicht het zelfstandig bestaan en beheer van beide ondernemingen gehandhaafd blijft en dat met name ook generlei verandering wordt gebracht in elks merken en kwaliteiten.
Deze samenwerking heeft tot 31 december 1924 standgehouden. Deze samenwerking kwam in 1923-24 zwaar onder druk te staan door de roep van de vakbonden en de maatschappelijke druk om verbeteringen in te voeren ten aanzien van loon, uurtarieven van het vrouwelijk inpakpersoneel en verbetering van arbeidsomstandigheden. Ook een verschil van inzicht over het besturen van een onderneming tussen Sickesz en Sickesz (Kwatta) lag ten grondslag aan het beëindigen van de samenwerking. Inmiddels had W.C. Sickesz per juni 1924 reeds de “Holland-Zwitsersche Chocoladefabriek opgericht. En stelt zich zelf aan als commissaris en niet als de Directeur.
We zien nu een scheiding der wegen ontstaan tussen W.C. & J. Sickesz. De oude firma “The American Cocoa & Chocolate Cy. Gebr. Sickesz houdt op te bestaan, en er ontstaan twee nieuwe firma´s die elk zijn ingeschreven bij het Handelsregister van de kamer van koophandel en fabrieken te Amsterdam.
De één per 18 februari 1925 als “N.V. Cacao- Chocoladefabriek Gebr. Sickesz te Amsterdam aan de Brouwersgracht (was eigenlijk een productie locatie geworden waarbij Kwatta een dikke vinger in de pap had), en de ander was opgericht 2 juni 1924 en starten de productie begin 1925 aan de Schinkelkade te Amsterdam. De oprichting van de HZ Chocoladefabriek had nog wel een voet in de aarde, want de andere Sickesz (Kwatta) had een concurrentie beding afgedwongen aan W.C. bij het in liquidatie gaan van het Verkoopkantoor in 1925.
De oprichters namen elk de helft van het geplaatste kapitaal ad. Fl. 100.000,- terug. In 1930 werden de aandelen terugbetaald. In verband hiermee vindt er in oktober 1930 een uitspraak plaats van het Scheidsgerecht in de zaak tussen W.C. Sickesz en Kwatta. Kwatta had de heer W.C. Sickesz aangesproken wegens overtreding door hem van zijn contractuele verplichting niet te participeren in een concurrerende fabriek i.e. de Holland-Zwitsersche Chocoladefabriek. Bij deze uitspraak werd W.C Sickesz veroordeeld alle geleden en nog te lijden schade van Kwatta te vergoeden.
Arbiters gaan aan de gang om de schade te bepalen en door Kwatta ingediende schadeclaim te onderzoeken. De schade eis is een aanzienlijk bedrag en Kwatta heeft begin jaren dertig beslag doen leggen op enige activa van W.C. Sickesz.
We lezen in Het Vaderland van 1 augustus 1935 dat De N.V. Stoom Chocolade- Cacaofabriek Kwatta te Breda, de sedert geruime tijd lopende arbitrale procedure met W.C. Sickesz door een schikking is beëindigd. Bij deze schikking, die door partijen werd aanvaard om een zeer langdurig lopende procedure te vermijden, werd aan Kwatta tegen finale kwijting en ter definitieve afwikkeling van alle geschillen een bedrag ineens van fl. 700.000,- betaald. Kwatta ontvangt niet de geëeste vergoeding, maar toch een aanzienlijk som geld. Inmiddels was J. Sickesz Commissaris van N.V. Cacao- Chocoladefabriek Gebr. Sickesz op 21 november 1935, 51 jaar oud overleden.
Deze zaak was nu afgehandeld maar de rivaliteit tussen de beide firma’s (concurrentie) werd hierdoor op scherp gezet. Alles wordt uit de kast gehaald om het elkaar lastig te maken.
Na het samengaan van Kwatta en Gebr. Sickesz zien we dat er in de jaren vanaf 1925 een uitgebreide maatschappelijke oppositie ontstaan onder aanvoering van de vakbonden. Zo lezen we onder andere in:
Uit DELFTSCH VOLKSBLAD van zaterdag 15 september 1928
De Sickesz- en Kwatta boycot. Staat er uitstekend voor.
“Hier wordt geen “Kwatta” meer verkocht”
P.G. Is. Goudsmit, secretaris van de Alg. Ned. Bond van Arbeiders(sters) in het Bakkers- chocolade- en suikerbewerkingsbedrijf schrijft ons:
Hoe het met de boycot staat? Uitstekend. Dat bevestigend antwoord is helemaal geen losse uitval. Neen, het typeert precies de stand van zaken. Het is een boycot van consumptieartikelen ook al zal het nog, maanden duren vóór het tot de grote massa is doorgedrongen. En, zeer lang duren voordat dan de winkelier de afkeer van het publiek ondervindt door geringe afname van de artikelen.
Bij de boycot “Sickesz-Kwatta” schijnt het anders te gaan. Biscuit, chocolade, toffe en Sickesz-repen zijn artikelen, die als bijzaken verkocht worden. In de meeste winkels, waar zij verkocht worden, verkoopt men overwegend meer andere soorten goederen dan die, welke uit de Bredase fabriek komen. De winkelier, die deze snoepwaren te kust en te keur van andere fabrikanten kan betrekken, past er voor, ook maar één klant te verspelen. Immers, hij weet, dat wij het publiek verzoeken, geen winkels te betreden, die “Kwatta-Sickesz”- artikelen verkopen.
Geen wonder dus, dat wij enkele provincieplaatsen heel gewone winkels aantroffen met een briefje achter het raam: “Hier wordt geen “Kwatta-Sickesz”- artikelen meer verkocht” Dat zijn particuliere winkels. En, de coöperatieve winkels? Het is ons niet bekend of er zijn, die zich met een soortgelijke negatieve verkoop-reclame sieren.
Wij achten zulks voor coöperaties eigenlijk ook niet nodig. Want, wie twijfelt er nog aan, dat onze coöperatieve beweging, die hand in hand gaat met de vakbeweging, een boycot als deze ten volle zal willen steunen!
Dagelijks komen van de coöperatieve gebruikersverenigingen uit het heel het land berichten binnen, die voorgaande opvatting volkomen bevestigen. Daaronder zijn er, die hun mening lang niet onder stoelen en banken steken: die de “Kwatta”- directie rondweg te kennen geven, dat zij haar als leverancier hebben geschrapt!
Wij mogen dus zeggen, dat het goed gaat. Dagelijks grijpt de boycot meer om zich heen, en gevoelt door de “Kwatta”- directie. En heeft gereageerd, door een georganiseerd, oppassend arbeider onrechtvaardig te ontslaan, zonder rekening te houden met de kracht van de moderne arbeidersbeweging. Zo sterk schijnt zij de druk te ondervinden, dat zij het bestuur van de vakbond reeds tot een conferentie heeft doen ontbieden!
Toen de conferentie drie volle uren geduurd had, moesten wij constateren, dat een oplossing niet verkregen kon worden. Van intrekking van het ontslag kon geen sprake zijn, wel wilde de directie na opheffing van de boycot een commissie over de rechtmatigheid van het ontslag laten oordelen. Mocht blijken, dat zo’n commissie het ontslag ten onrechte gegeven acht, dan zou de betrokkene weer te werk worden gesteld.
Onze delegatie moet dat voorstel afwijzen. Zij betoogde dat het bondsbestuur tevoren overleg omtrent het ontslag was afgesneden, de firma, trots het ultimatum, tot ontslag was overgegaan en daarmede aanvallend was opgetreden.
Aldus vertaald: Onze delegatie moest dat voorstel afwijzen. Zij betoogde dat het bondsbestuur, was uitgesloten en er geen overleg was omtrent het ontslag, de firma trots het ultimatum presenteerde, en tot ontslag was overgegaan en daarmee in de aanval was gegaan.
De bond bleef toen niets anders over dan aan zijn voornemen tot boycot, uitvoering te geven. Deze beide handelingen staan in zó sterk verband met elkander, dat het niet mogelijk is, de strijd op te heffen zonder de oorzaak, het ontslag, eerst ongedaan te maken. Wij gaan dus stevig door met onze actie. Straks gaat onze circulaire het land in, bestemd voor alle grossiers, winkelier en verkopers van ‘Kwatta”- artikelen. Zeer spoedig verschijnen onze plakstroken en sluitzegels en op onze dag 16 september, die in het teken stond van de verheffing van de volkskracht, zag men op de metingsterreinen, ons groot bord:
“Sickesz-Kwatta” – voortaan Basta!
Om de actie kracht bij te zetten werd in alle landelijke en regionale socialistische dagbladen deze advertentie geplaatst.
Ook de nieuw opgerichte firma HZ-chocoladefabriek, waarbij W.C zich zelf als commissaris had aangesteld, ondervond de sociaal maatschappelijk druk en de roep om structurele verbeteringen t.a.v. loontarieven en werkomstandigheden, onder aanvoering van de vakbonden. Leest hierover het artikel “Het Conflict”
De toch wel succesvol te noemen start van de HZ-chocoladefabriek werd dan ook handig gebruikt in de diverse reclame advertentie en campagnes. De financiële investeringen in machines, productie methode, arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden maken het ook mogelijk nieuwe producten te ontwikkelen. Allerlei producten met vernieuwde samenstellingen en smaken kwamen op de markt.
Zo werd ook een nieuwe naam geannonceerd. Met veel reclame geweld en grootse advertenties werd in september 1936 de naam “TJOKLAT REPEN” geïntroduceerd. En in 1937 aansluitend een uitgebreide landelijke campagne. De concurrentie (Sickesz-Kwatta) zat niet stil en introduceerde in oktober 1936 de “TJOKLAT Soesoe” repen. Dit leiden tot een zakelijk verschil van inzicht over het gebruik van de naam ”TJOKLAT” waarbij de eigengereide W.C. dit een inbreuk vond van het merkenrecht. En spande hiertoe en procedurele zaak aan tegen zijn concurrent m.n. “Sickesz-Kwatta” te Breda. Uit eindelijk komt de zaak in cassatie voor het hoger gerechtshof. Deze komen in 1941 tot een uitspraak.
Zo lezen we in: Het Vaderland van vrijdag 7 maart 1941 in de rubriek Rechtswezen:
Twee chocoladefabrieken streden om het woord Tjoklat.
Hooge Raad besluit thans: Een soortnaam als merk geeft geen bescherming krachtens het B.W. (Burgerlijk Wetboek)
De Hollandsch-Zwitsersche chocoladefabriek te Amsterdam heeft voor de Amsterdamse rechtbank gedagvaard de cacao- en chocoladefabriek van gebr. Sickesz aldaar. Eiseres stelde, dat zij sinds september1936 chocoladerepen en tabletten in de handel brengt onder de naam Tjoklat, welke naam bij het bureau voor de industriële eigendom is ingeschreven. Sinds oktober 1936 brengt Sickesz ook repen in de handel onder dezelfde naam, waarbij dus inbreuk gemaakt wordt op het uitsluitend recht op dat merk en oneerlijke concurrentie oplevert. De Hollandsch-Zwitsersche vorderde verklaring, dat de handelwijze van Sickesz onrechtmatig is en deze gestaakt moet worden.
De rechtbank verklaarde de vordering, voor zover gebouwd op inbreuk op het recht van merk ongegrond omdat Tjoklat het Maleise woord voor chocolade is en als zodanig in de Indische Archipel algemeen bekend is en dus dit woord, daar het Koninkrijk der Nederlanden voor het merkrecht een eenheid is, ook in het rijk in Europa geen wettig beschermd merk kan zijn voor chocoladeartikelen.
Toch oordeelde de rechtbank de handelswijze van Sickesz onrechtmatig, tenzij Sickesz, zoals zij beweerde, reeds voor de Tjoklatrepen op de markt verschenen, het plan in overweging had om harerzijds repen onder deze naam op de Nederlandse markt te brengen. De rechtbank stond haar dus toe, dit door getuigen te bewijzen.
Op het hoger beroep van Sickesz heeft het hof te Amsterdam het vonnis vernietigd en de vordering van de Hollandsch-Zwitsersche afgewezen. Daarbij werd geoordeeld, dat Tjoklat als soortnaam onderscheidend vermogen mist om als merk voor chocoladeartikelen te dienen en het iedereen vrij staat, dat woord ter aanduiding van zulke artikelen te gebruiken. Van verwarring stichten bij het publiek was ook geen sprake volgens het hof, nu de etiketten van Sickesz belangrijk verschillen van de andere. Mogelijk - aldus ging het arrest verder –heeft Sickesz wel geprofiteerd van de reclame van de Hollandsch-Zwitsersche, doch slecht indirect in zover door de reclame de aandacht van het publiek gevestigd werd op
Tjoklat, gelijk ieder handelaar in enig artikel kan profiteren van enige reclame van zijn concurrent wanneer die reclame de vraag van het publiek naar dat artikel stimuleert. Maar hierin ligt uiteraard niets ongeoorloofds.
De Hollandsch-Zwitsersche is van deze uitspraak in cassatie gekomen. De Hooge Raad heeft overwogen, dat het feit, dat hier een soortnaam gebruikt is, moet leiden tot de consequentie, dat wie niet anders of meer doet dan het woord Tjoklat gebruiken als aanduiding van de door hem in het verkeer gebrachte chocolade-artikelen, geen onrechtmatige daad in de zin van artikel 1401 B.W. pleegt tegenover een concurrent, die reeds te voren gelijke artikelen onder die naam verhandelde, omdat, indien een handelaar of fabrikant voor zijn gebruik van dat woord bescherming aan even vermeld artikel kon ontlenen, hij daardoor een soortnaam voor zich zou monopoliseren. De Hooge Raad heeft het beroep mitsdien verworpen.
Ook vonden we in De tijd van dinsdag 1 april 1941 een commentaar op de zaak door: Mr. C. Ch. A van Haren te ’s Gravenhagen.
Van recht en wet.
De strijd om een handelsmerk
Het gebeurt – gelukkig – niet vaak, dat een in het ongelijk gestelde procespartij het proces haalt uit de rustige en volstrekt zakelijke (“zakelijke” dan gebruikt in de zin van objectieve) sfeer van het paleis van justitie en door middel van een advertentie overbrengt naar het forum publicum. En wanneer dat dan geschiedt onder het motto, “Twee soorten rechtspraak”, hetgeen er op moet duiden dat ene soort geen rechtspraak is, en de andere, de gewilde soort daarentegen wel, verdient het aanbeveling van niet belanghebbende zijde de zaak weer in het neutrale spoor te leiden.
Wij kenden en kennen allen “Tjoklat” als de chocolade van een bepaalde fabrikant. Voor ons was “Tjoklat” geen Droste, geen Kwatta, geen Sickesz het was Tjoklat. Wij hadden misschien kunnen weten, dat “Tjoklat” een verbastering is van “chocolade”. Maar slechts weinige konden weten, dat die verbastering het gewone Maleise woord is voor chocolade.
Sinds September 1936 bracht een firma “Tjoklat” in de handel. In Oktober 1936 probeerde een andere firma haar chocolade aan de man, en vooral de vrouw te brengen onder de naam “Tjoklat Soesoe”. Hiermede wordt onze kennis van de Maleise taal met twee woorden verrijkt. Het betekend melkchocolade. Wat melkchocolade is, weten we nu allen bijzonder goed, het is melk met nog iets. Waarschijnlijk is dat chocolade.
Het was zeker geen originele gedachte van die tweede firma om het met “Tjoklat Soesoe” te proberen, om een Tjoklat na iedere maaltijd, die zo snel bij het chocolade etend publiek was ingeburgerd te overtreffen. Een proces volgde, want firma nummer één zegt: gij maakt inbreuk op mijn merkenrecht; “Tjoklat” is mijn handelsmerk, dat ik ten koste van een dure reclamecampagne populair heb gemaakt. Schond de tweede firma een recht van de Tjoklat-fabrikant?
Het recht tot uitsluitend gebruik van een merk ter onderscheiding van iemands fabrieks- of handelswaren van die van anderen komt toe aan de degene, die het eerst van dat merk gebruik heeft gemaakt. Aldus bepaalt artikel 3 van de Merkenwet. Een bepaalde figuur, maar ook een woord kan een merk zijn. Het voornaamste is, dat het afgebeelde voorwerp of dat het woord een onderscheidend kenmerk bezit.
De rechterlijke uitspraken over het al dan niet onderscheidend karakter van wat als merk wordt aangediend, zijn legio. Een ieder mag “Haagschehopjes” en “Weespermoppen” in de handel brengen, maar voor “Bergsche Krabbetjes” werd door het hof aangenomen, dat deze term een onderscheidend vermogen voor koekjes bezit. Wie de naam “Bockbier” of een bokkenafbeelding als merk tracht te gebruiken, vergist zich. Vrouwenafbeeldingen – aldus overwoog met Oosterse wijsheid een Indisch rechter (Batavia d.d. 6 oktober 1937) – hebben wel onderscheidend vermogen, omdat zij niet strekken (enkel) tot verfraaiing van de verpakking.
En soortnaam, chocolade, b.v. is zeker niet geschikt om als onderscheidend merk te dienen. Maar hoe moet het ten aanzien van aspirine, lysol, vaseline, oorspronkelijk fantasienamen, maar nu quasi-soortnaam, welke het publiek niet aan een bepaalden fabrikant verbindt?
Maleis is een taal. Daaraan kan geen rechter iets veranderen. Chocolade heet in het Maleis “Tjoklat”. Moet een Nederlandse rechter nu die taal niet voor vol aanzien en zou hij moeten overwegen, dat het Engelse woord “Chocolate” een soortnaam is en onderscheidend vermogen mist, dat Tjoklat daarentegen wel als merk kan worden gebruikt omdat wij, Nederlanders, zo weinig Maleis kennen? Van de 8 miljoen Nederlanders, aldus voerde de Tjoklat-fabriek aan, kent nog geen 5 pCt dit Maleis woord. Het moge zo zijn, maar de rechter vindt in de kennis van de uitheemse talen welke het chocolade etend publiek bezit of niet bezit, geen maatstaf voor het onderscheidend vermogen, dat het woord heeft of niet heeft.
En daarop moest de Tjoklat-firma struikelen: “ondanks het feit, dat haar chocolade de enige is, welke met Indische rietsuiker werd bereid toen er nog Indische rietsuiker in ons land was. Niet voldaan en niet tevreden ging zij huiswaarts om vervolgens haar artikel nogmaals onder de naam Tjoklat bij het publiek aan te bevelen.
Tevens nodigde zij het publiek uit om als arbiter – over een arrest nog wel van de Hoge Raad de Nederlanden – op te treden. Indien dit publiek zou vermenen hoeveel kosten er verbonden zijn aan het introduceren van een dergelijk merk, kosten, die het publiek zelf moet opbrengen, zou het misschien medelijden krijgen met de fabrikant en met zich zelf. Voor de weinig originele fabrikant, die het met “Tjoklat Soesoe” wilde proberen, zou het dunkt ons geen partij kiezen.
De rechter echter moet verder kijken dan een reep chocolade lang is. Ook hij zal allerminst bewondering koesteren voor het “Tjoklat Soesoe”. Doch hij kan niet met uitzonderingetjes gaan werken. Is “Tjoklat” een soortnaam, welnu, dan kan een ieder daarmee de door hem in de handel te brengen chocolade aanduiden, zo goed als hij dit mag doen met “chocolade”. Hij weet slechts dat men zijn product dan niet van dat van een ander, die het ook onder die naam aan de markt brengt, zal kunnen onderscheiden. Doet hij het desalniettemin, hij doet het op eigen risico.
Elke concessie aan de soortnaam gedaan, zou ons merkenrecht op losse schroeven zetten; talloze fabrikanten en niet het minst het publiek zouden er door worden gedupeerd, want het merk is niet alleen voor de fabrikant een kostbaar bezit.
Onze fabrikant slaakt aan het einde van zijn advertentie, waarin hij zijn producten aanbeveelt en de rechtspraak laakt, de verzuchting: och, hadden wij maar het instituut van de officiële handelsrechtspraak! Of deze rechtspraak hem in het gelijk had gesteld, is een andere vraag. Misschien zou een oud-Indischman deel van deze uitmaken en deze zou zich afvragen waarheen het leiden moet indien de fabrikanten in het moederland op allerlei Maleisisch soortnamen aanspraak maken voor gebruik als merk in het Rijk van Europa en in de Gebiedsdelen Overzee!
Los van de onderhevige kwestie lijkt het ons de moeite te lonen een volgend maal iets te zeggen over de “officiële handelsrechtspraak”, die elke procespartij voldaan huiswaarts doet keren. Misschien wordt daarbij zelfs de advocaat als overbodig kwaad op pensioen gesteld.
Hiermee is het geschil ten einde. We zien dat in de loop van 1944 de N.V. Cacao- Chocoladefabriek Ger. Sickesz ook administratief verhuist naar Breda en het merk min of meer op houdt te bestaan. We lezen in het dossier no. 25225 van de kamer van koophandel en fabrieken. Dat onder de wijzigingsaanvraag no. AZ 7532 dossier 9995 Breda de firma per 13 september 1972 terug naar Amsterdam als Sickesz Exploitatie maatschappij B.V. maar maakt dan allang geen chocolade meer.
De Hollandsch-Zwitsersche Chocoladefabriek gaat zijn weg. En na een moeizame periode tijdens de tweede wereld oorlog gaat de firma op de ingeslagen weg verder maar per 25 september 1950 als: TJOKLAT-FABRIEK N.V.